Kaart Satellite Text

Gesprek met Alexandre Chemetoff

 - ©MRBC-MBHG/Marcel Vanhulst

2013-02-28 - De Franse architect, stadsplanner en landschapsontwerper Alexandre Chemetoff is geselecteerd door de minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de uitwerking van een masterplan voor het kanaalgebied. Chemetoff is vooral bekend voor zijn stadsplanning op het Île de  Nantes, een project dat in Europa vaak als voorbeeld wordt aangehaald. Hij werd gekozen na een Europese aanbestedingsprocedure die werd gestart in 2011 en 18 kandidaten opleverde, onder wie diverse prestigieuze internationale en multidisciplinaire teams. Het doel van het masterplan is het definiëren van een duidelijke, ambitieuze en gedeelde visie voor de toekomst van dit gebied, waar de privéinvesteringen de laatste jaren sterk toenemen. Dat is het gevolg van de talloze initiatieven die de overheid sinds twintig jaar in dit gedeelte van de stad heeft genomen om de territoriale en sociale cohesie in het gebied te verbeteren. Een gesprek met Alexandre Chemetoff.

***

Bruplus: Wat was uw motivatie om uw kandidatuur voor het kanaalplan in te dienen? Heeft u een persoonlijke interesse voor Brussel of België? Of voor stedelijke havengebieden in het algemeen?

Alexandre Chemetoff: In eerste instantie werd onze interesse gewekt door de term ‘kanaal’. De definiëring van een onderwerp en een gebied door een geografische term beviel ons. We werden meteen gegrepen door de tegenstelling of de paradox tussen het natuurlijke en het kunstmatige karakter van het kanaal. Water, een natuurlijk element, wordt beheerst door een volledig kunstmatige constructie en vormt zo een element in het landschap: het kanaal.

Het kanaal neemt niet alleen een deel van het gebied in, maar bepaalt en definieert ook het gebied aan weerszijden van het tracé. Het is een historisch element van de stad en van het Brussels Gewest, zowel het industriële als het stedelijke aspect.

Die specifieke samenhang tussen de industriële ontwikkeling en de vorm van het Brusselse grondgebied is van groot belang. Het kanaal is een getuige van die transformatie tot vandaag en we moeten leren om de erfenis daarvan te beheren en te benutten bij de vormgeving van de hedendaagse stad.

We veronderstellen dat deze locatie een voedingsbron is voor het project en dat maakt het mogelijk om een origineel voorstel te ontwikkelen voor een project dat verankerd is in zijn context, dat zijn substantie haalt uit de specifieke omstandigheden van de omgeving.

Vooral de Europese dimensie van Brussel motiveert ons. Wij denken dat vanuit dit standpunt het kanaalplan wel eens een voorbeeldfunctie kan hebben die verder gaat dan de onmiddellijke omgeving en ook speelt op de bredere schaal van grote steden.

Bovendien bouwen wij altijd een nabije relatie op met de locaties wanneer wij in een project stappen. Brussel en het kanaal liggen op slechts twee uur rijden van ons agentschap, dus dat was een beslissend element. We kunnen dus van ons kantoor aan de oevers van de Bièvre[1] naar de Zennevallei in Brussel gaan en onszelf op deze manier de middelen verschaffen om tijdens deze reizen een bijzonder antwoord te bieden op de vragen die ons worden gesteld en de vragen die wij zelf opwerpen.

B. U gelooft dus in het potentieel van dit centrale gebied van het gewest. Hoe zou u dit potentieel omschrijven? In welke zin is dat strategisch voor de ontwikkeling van het gewest?

A.C. Het kanaal is een basiselement van de identiteit van het regionale landschap. Het tracé van het kanaal overschrijdt de administratieve grenzen van de gemeenten en van het gewest. Daardoor maakt het deel uit van een territoriaal geheel. Het kanaal is een ‘geografische eenheid’ waarop en op basis waarvan men een regionaal project kan ontwikkelen. Het is belangrijk dat het gewest, ondanks de vele politieke en administratieve niveaus, direct kan ingrijpen op een deel van het gebied waarop zijn legitimiteit vaststaat.

Er bestaat een indrukwekkende hoeveelheid gronden waarvan het statuut in evolutie is. We bevinden ons op een bijzonder moment waarop een nieuwe cyclus begint. We moeten de middelen vinden om deze mutatie van de stad te begeleiden.

De inspanningen die de afgelopen decennia zijn geleverd, vormen een enorm potentieel dat het gewest kan benutten als basis waarop het zijn acties kan funderen.

De gronden die in het verleden exclusief werden gereserveerd voor autowegen of industriële activiteiten moeten nu kunnen omgevormd worden naar nieuwe bouwblokken die bebouwd kunnen worden en die de diversiteit van de hedendaagse stad integreren.

Zoals de steden gebruik hebben gemaakt van de ruimte die vrijkwam door voormalige militaire verdedigingswerken[2], denken we  deze grondreserves te kunnen benutten om snel een antwoord te bieden op de grote nood aan woningen en voorzieningen waarmee het gewest wordt geconfronteerd. We geloven dat er een meer ‘genereuze’ openbare ruimte dient ontworpen en aangelegd te worden, die door meer mensen wordt gebruikt, de verdeling van het vastgoed herbekijken, een echt regionaal domein creëren.   

B. Is uw opdracht voor het Île de Nantes een troef bij de aanpak van een gebied zoals het kanaalgebied in Brussel?

A.C. Elk project heeft specifieke omstandigheden en geen enkele ervaring is reproduceerbaar. Wij ontwikkelen een specifieke methode voor elk project. Maar dit gezegd zijnde, kunnen onze ervaringen  te Nantes wel van nut zijn. Wij hebben bij de presentatie van het kanaalplan enkele elementen uit het project voor het Île de Nantes genoemd als referentie voor de manier waarop wij in Brussel te werk willen gaan: de transformatie van het industriële erfgoed, de Nefs de la Loire of het principe van een netwerk van projecten op een gebied die samen een geheel vormen.

B. Wat waren de grote krachtlijnen, wat was de rode draad in uw offerte voor het kanaalgebied?

A.C. Het overheersende idee is de constructie van een ‘regionaal domein’. We moeten een gebied bepalen dat een netwerk vormt en waarop het gewest de positie van opdrachtgever kan innemen.

Het kanaalplan heeft niet de ambitie om alles te regelen, maar om projecten te bepalen die als voorbeeld kunnen dienen op een beperkt, maar beslissend gebied.

Wij zijn betrokken bij de bepaling van deze projecten en zullen als gewestelijke bouwheer enkele als  pilootprojecten, realiseren.

B. Moeten economische, logistieke of havenfuncties tot in het centrum van een stad als Brussel reiken? Zijn ze verenigbaar met de woonfunctie? En waar stoppen ze?

A.C. Om de havenactiviteiten een plaats te geven in de stad van vandaag moet de haven een functie in de stad krijgen. Dat is een noodzakelijke evolutie om ervoor te zorgen dat een economische activiteit die banen verschaft niet wordt verworpen en uit de stad verbannen wordt onder druk van de stedelijke ontwikkeling.

De activiteiten in het havengebied of aan de rand van het kanaal moeten een reële en sterke band met de waterweg onderhouden om legitiem te kunnen zijn of anders in het tegenovergestelde geval een plaats krijgen op een logistiek platform.

In de stad moet een ‘lokale logistiek’ worden ontwikkeld voor de distributie van voedingswinkels of restaurants, naast bijvoorbeeld platforms voor bouwmaterialen of betoncentrales voor werven, verbonden met trechters voor het laden van afbraakmateriaal en het vervoer via het water.

Een centraal vraagstuk is de mix van functies buiten de openingsuren van dit soort infrastructuren. ’s Avonds en in het weekend kunnen deze installaties open zijn voor het publiek. Daarbij kunnen we ons bijvoorbeeld laten inspireren door de courante praktijken op de kades in Parijs.

In algemene zin is het zo dat men de relatie tussen de stad en de waterweg moet versterken als men een stedelijke havenactiviteit in Brussel wil ontwikkelen, als een geïntegreerde havenactiviteit een duurzame plaats in de stad wil verwerven.

B. U zult tot de zomer van 2013 aan dit richtplan werken en daarna enkele jaren betrokken zijn bij de uitvoering ervan. Zult u zich in Brussel vestigen?

 

A.C. Het project is een Masterplan en geen richtplan. Die naam verandert alles, want dat betekent dat we geen rekening hoeven te houden met andere procedures. Het is een experimenteel project dat onderzoek doet naar het vermogen van een regionaal domein om een antwoord te bieden op de uitdagingen waarvoor het gewest staat.

Ons kantoor ligt dichter bij Brussel dan bij veel andere steden waar wij projecten hebben uitgevoerd, zoals Rennes, Grenoble of Saint-Etienne.

We hebben een kantoor in Nancy en in Nantes vanwege het belang van de projecten die we in deze steden uitvoeren. Ik hoop dat het binnenkort ook nodig zal worden om een kantoor in Brussel te openen.

B. Naast dat kantoor in de buurt, hoe omschrijft u uw methode? Uw aanpak, uw visie? Uw team?

A.C. Ons project is het opzetten van een ‘cartografische workshop’, dat wil zeggen het tekenen van een prospectieve kaart van een deel van het kanaalgebied dat we het ‘regionaal domein’ noemen. Hiervoor gebruiken we een experimentele methode, die wordt uitgewerkt op basis van uitgebreide terreinbezoeken. Op die manier bouwen we hypothesen op om de contouren van het domein te bepalen en na te gaan welke mogelijkheden het biedt.

Tegelijkertijd tekent het Agentschap voor Territoriale Ontwikkeling (ATO) een kaart van de huidige stand van zaken. Het agentschap speelt de rol van ‘regionaal cartograaf’ en verzamelt op één plan alle effectieve transformaties en de belangrijkste lopende projecten, rekening houdend met de vorderingen van die projecten.

Onze benadering legt het accent op de diversiteit en het bijzondere karakter van de situaties die we tegenkomen. Die diversiteit is in onze ogen een kostbaar erfgoed. We moeten een antwoord vinden op een moeilijke vraag: hoe bieden we toegang tot woningen, zorg, opleiding, sport en recreatievoorzieningen? Want daarmee kunnen we verbeteringen bieden aan deze ‘kwetsbare stad’, die bestaat uit een belangrijk deel van de bevolking, die in het geografische hart van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest woont.

Ons team bestaat in Brussel uit Lucien Kahane en Hélène Guérard, van het studiebureau Idea Consult, voor de economische analyse; Amandine d’Haese, van het bureau Ecorem, voor de milieuvraagstukken; en in het bureau voor landschapsontwerp in Gentilly, binnen het team van architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten van Alexandre Chemotoff & associés, uit de landschapsontwerpers en architect Sylvie Maillard, Philippe Ocquidant en Blanche De Bayser

Dit team is compact en mobiel, het kan zich makkelijk verplaatsen op het terrein en regelmatig werkvergaderingen houden in Gentilly of in Brussel. Het team kan worden ingezet voor alle onderwerpen die te maken hebben met de constructie en de evolutie van het regionaal domein, zodat het kanaalplan wordt gerealiseerd en op een concrete, doeltreffende en inventieve manier beantwoordt aan de regionale uitdagingen.

B. U weet ongetwijfeld dat de Brusselse bevolking en vooral de verenigingen zeer nauw betrokken zijn bij de debatten over de evolutie van de stad. Hoe houdt u daarmee rekening?

A.C. We zullen in september het resultaat van onze werkzaamheden presenteren, nadat we het eerst hebben besproken met de belangrijkste besluitvormingsorganen. Dit is dan een eerste hypothese die – zoals wenselijk en vanzelfsprekend is – wordt voorgelegd aan ieders meningen en opmerkingen.

We zijn bezig een plek dichtbij het kanaal te zoeken om onze voorstellen te exposeren en openbaar te maken. Het is een goede zaak dat er in Brussel, net zoals in de meeste grote steden, een weloverwogen mening bestaat en dat er wordt nagedacht over de toekomst van de stad en de stedelijke transformaties.

Stedenbouw is openbare kunst en onze opdracht kan niet in een isolement worden vervuld, maar moet worden gedeeld om te kunnen bestaan en werkelijkheid te kunnen worden.

B. In welke zin kan een vermaarde Fransman of een buitenlander in het algemeen een bijdrage leveren aan het vinden van een oplossing voor Brusselse problemen?

A.C. Wij zijn Europese architecten en stedenbouwkundigen, die binnen Europa op terreinen werkzaam zijn geënt in een geografische realiteit: op het Île de Nantes, de oevers van de Meurthe of het Plateau de Haye in Nancy, de oevers van de Vilaine in Rennes, de rand van de Furan in Saint-Etienne of het kanaalgebied in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Niettemin voelen we ons soms een vreemdeling als de situaties die we tegenkomen vreemd zijn voor ons. Maar je moet die vreemdheid overwinnen en tegelijkertijd gebruikmaken van de esthetische emotie die wordt opgeroepen om die in te zetten voor het volbrengen van projecten.

Persoonlijk hou ik ervan om de overeenkomsten tussen ver verwijderde situaties overal ter wereld vast te stellen. Ik zie mezelf eerder als een reiziger dan als een vreemdeling in de landen en plaatsen die ik bezoek.

Het aantal onderwerpen dat wij tegelijk aanpakken in ons kantoor is beperkt, omdat wij ons er voldoende in willen kunnen investeren. We willen die plaatsen beter leren kennen, zodat elke situatie haar eigen woordenschat en haar eigen specifieke handschrift genereert.

Wij geloven dat elke omstandigheid rijk is aan lessen, op voorwaarde dat je beschikt over de middelen om van al die omstandigheden te kunnen leren. In een variatie op de titel van het beroemde boek ‘Learning from Las Vegas’[3]: om oplossingen te vinden die zijn aangepast aan de omstandigheden, moet je daarvan kunnen leren. Dus ‘Learning from Brussels, learning from the canal’ zou de titel kunnen zijn van onze bijdrage en een manier om onze houding te beschrijven.

B. Het gewest vraagt van u een ambitieuze overkoepelende visie, maar er zijn al grote werven bezig aan het kanaal, die het stedelijke landschap en het gebruik van de stad zullen markeren. Hoe houdt u rekening met deze moeilijkheid?

A.C.Wij bekijken de stad zoals ze is en zoals ze zal zijn. Dat zijn de gegevens van waaruit wij vertrekken. Wij pretenderen niet dat we alles onder controle hebben of dat wij een coherent geheel waarborgen. Volgens ons zal dat altijd een onbereikbaar doel zijn en waarschijnlijk is het maar beter dat dit zo is. Wij bekijken de realiteit en de transformatie daarvan op een relatieve manier. We willen op een specifiek gedeelte van het gebied een geheel van representatieve projecten ontwikkelen die een transformatie in gang kunnen zetten van de manier waarop de stad wordt begrepen, ontwikkeld, opgebouwd, ingericht en tot leven gebracht. Wij mobiliseren onze energie om projecten te creëren die met hun eigen kenmerken in staat zijn om de stad op een andere manier te bekijken en tegelijk toegankelijker, geraffineerder en populairder te maken. Onze positie is betrekkelijk, omdat die op zichzelf binnen de omgeving past. We pretenderen niet alles te hervormen, maar willen de manier waarop het gewest zijn rol speelt in de stad project per project transformeren tot een voorbeeldrol.

B. Stel dat we zo’n twaalf jaar later zijn, in 2025. Een Brusselaar geeft een vriend een rondleiding door het kanaalgebied. Wat zou u willen dat hij kan tonen als concrete verwezenlijkingen van uw werk in komende maanden en jaren?

A.C. We zijn niet verantwoordelijk voor het verleden of het heden, maar misschien wel voor de toekomst. We kunnen gedurende een bepaalde tijd, op een bepaald afgebakend gebied, realisaties verwezenlijken, die door hun inhoud en hun relatie met de omgeving, hun esthetische kwaliteiten, hun onderlinge overeenkomsten, een dienst verlenen aan de stad en aan de mensen die er wonen en die kunnen worden beschouwd als de getuigen van het overheidsbeleid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest langs het kanaal en in de Zennevallei.

We zien, terwijl we wachten op de tram, een wijkcentrum waarvan de entreehal uitkomt op de kade.

We zien huizen staan rond nieuwe bruggen die de bewoners uitzicht geven op het water.

We zien in het park van de Zennevallei een nieuwe tuinwijk waarin het rustig en aangenaam leven is in de stad.

We zien een openluchtschool die aan het begin van de 21e eeuw teruggrijpt op de vruchtbare ideeën van de 20e eeuw en kinderen die op een groot terras in de lentezon les krijgen.

We zien mensen vanuit de nieuwe huizenblokken in de parkwijken te voet naar hun werk gaan in de buurt van een station.

We zien binnenvaartschepen paletten met frisdrank en andere goederen afzetten en hippe cafés en bistro’s die leveringen in ontvangst nemen.

We zien een plein aan de rand van het kanaal waar de wijk en de stad samenkomen en een vrolijke menigte genieten van een gratis concert op het plein.

We zien openluchtzwembaden en sportvoorzieningen naast de betoncentrales die worden gevoed door duwbakken en kades waar bouwmaterialen worden gedistribueerd.

We zien enorme pakhuizen dienst doen als overdekte passage en een woonwijk met kleinschalige activiteiten uitgroeien tot een actieve, ingenieuze en levendige stad.

We zien een voormalige snelle verbinding transformeren tot een nieuwe straat met gebouwen, winkels, diensten en alles wat je omgeving zo aangenaam maakt.

We zien hier en daar, van dag tot dag, de stad veranderen, een metamorfose ondergaan en iedereen opnieuw plezier geven om in de stad te zijn, aan de rand van het kanaal en de Zenne.

Stedenbouw is geen kunst van het voorspellen, noch een oefening zonder kritiek, waarvan de spelers nooit ter verantwoording worden geroepen, omdat er te veel tijd is verstreken tussen ideeën en realisatie. Stedenbouw is de kunst van het heden en moet die levendigheid uitstralen. Dan zien we samen hoe de stad kan zijn, hoe de stad begrepen en gedeeld kan worden. Daarom moeten de eerste pilootprojecten van het kanaalplan vanaf morgen worden uitgevoerd.   

1 DeBièvre is een rivier die sinds het begin van de 20ste eeuw is gekanaliseerd. Wij hebben onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om de rivier weer bloot te leggen en te benutten als een basiselement in het stedelijke landschap van de Parijse regio (zie Bezoeken).Visites, Alexandre Chemetoff, Patrick Henry, juni 2010, ed. Archibooks.

2 Zo werden de verdedigingswerken van Parijs na de Eerste Wereldoorlog gebruikt voor de ontwikkeling van sociale woningen, laaggeprijsde flats en voorzieningen voor onderwijs, sport, gezondheid en recreatie.Des fortifs au périf, Paris, les seuils de la ville, Jean-Louis Cohen et André Lortie, 1993, Picard éditeur.

3 Learning from Las Vegas, Denise Scott, Robert Venturi et Steven Izenour, 1972, Cambridge (Mass.), 1972 (trad. fr., L’enseignement de Las Vegas)